Grote dieren hebben in het verleden voor een groot deel van de bemesting van de aarde gezorgd. Helaas is deze vorm van bemesting al sinds het einde van de ijstijd afgenomen met zo’n 92 procent. Dit vanwege de uitsterving van onder anderen de megafauna zoals de mammoet, de reuzenwolf en de mastodont.
Ook in de oceanen is de afname van grote dieren te merken. Voorheen werden er vele voedingsstoffen getransporteerd via poep van walvissen, hier is ook nog maar 5 procent van over. De jacht op walvissen heeft dus ook hier zijn sporen nagelaten.
Grote dieren kunnen dus helpen bij de verspreiding van voedingsstoffen uit poep. Dit doen ze door het eten en poepen op verschillende plaatsen. Doordat walvissen aan het oppervlak van oceanen poepen komen veel van deze stoffen op het land terecht. Deze resultaten bleken uit een onderzoek van de Universiteit van Oxford in het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences . Door middel van een computermodel konden zij de invloed van het uitdunnen van deze dieren onderzoeken. We komen echter (nog) niet in de problemen door het uitsterven van deze dieren omdat we deze hebben vervangen door gedomesticeerd vee dat veelal tussen hekken leeft. Toch moeten we voorzichtig zijn, fosfaat is een schaarse stof en zal naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst niet meer te winnen zijn uit de welbekende fosfaaterts mijnen. Daarom is het fosfaat van walvissenpopulaties belangrijk om te behouden, zij kunnen in de toekomst een van de sleutels zijn van de fosfaat uitdaging.
Lees het hele artikel hier