De Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) heeft hun advies ‘De Bodem Bereikt?!’ op maandag 29 juni aangeboden aan de Minister van LNV. In dit rapport schrijft de RLI over gebrekkige vitaliteit van de Nederlandse rurale bodems. Ondanks de internationale richtlijnen is er nog steeds sprake van verzuring, verdroging, verdichting en vermesting van de landbouw-, bos- en natuurbodems en worden de doelen niet gehaald waardoor de vitaliteit van de bodem ernstig onder druk staat. De Raad vindt daarom dat er een stevigere aanpak nodig is voor het bodembeleid.
De Raad adviseert om bewustwording te creëren over de urgentie en er moet meer beleid rondom bodemvitaliteit komen, waarbij meervoudig bodemgebruik de basis is. Tot slot moet er een kennis- en monitoringsysteem opgezet worden met als doel kennis verzamelen en delen.
Het rapport van RLI bestaat uit het advies en de analyse. Het advies richt zich op de stappen die nodig zijn om richting vitale bodems te gaan. De analyse gaat in op de eigenschappen van de bodem, de functies van de bodem, de sturing op landbouw en op de huidige wet -en regelgeving die van invloed is op vitale bodems.
De rol van nutriënten in de bodem is evident. De vitaliteit van de bodem wordt gemeten aan de hand van een aantal eigenschappen, namelijk het organisch stofgehalte, de bodemchemie (onder andere de nutriëntenbalans), het bodemleven en de bodemstructuur.
Een aantal punten uit het rapport gerelateerd aan nutriënten:
Voor Nederlandse landbouwbodems is de chemische bodemvruchtbaarheid (nutriënten en zware metalen) goed tot hoog, maar de biochemie wordt door toediening van meststoffen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen verstoord. Daarnaast leidt deze toediening tot afspoeling en is 54% van de stikstof en 56% van de fosfor in oppervlaktewater te relateren aan uitgespoeld water van de landbouwgronden. Een aanzienlijk deel hiervan komt door N en P die in het verleden door bemesting in de bodem zijn opgebouwd. De verslechterde fysische bodemstructuur leidt bij vernatting tot meer uitspoeling van nutriënten. Klimaatverandering is daarbij ook een aandachtspunt.
Er zijn zorgen over de afname van micronutriënten gehaltes in (landbouw)bodems, al leiden deze nog niet tot verminderde plantopbrengsten door de toediening van (kunst)mest. Wel wordt aangekaart dat de afname van de gehaltes aan mineralen ook in aardappelen, groenten en fruit gewassen is waar te nemen, waardoor consumenten deze mineralen in mindere mate binnen krijgen. In sommige gebieden zoals verzuurde bodems van bossen of verschaalde graslanden wordt actief geprobeerd om de nutriëntenbalans van oa Mg en Ca door middel van steenmeel te herstellen.
Een verstoorde nutriëntenbalans leidt tot afname van vitaliteit doordat de verhouding tussen schimmels en bacteriepopulaties uit verhouding raakt. Schimmels breken de organische stof minder snel af waardoor organismen de vrijgekomen nutriënten beter kunnen opnemen. Bij hogere concentraties bacteriën vindt er juist snellere afbraak plaats wat kan leiden tot meer uitspoeling van de nutriënten.
Ook de rol van organische stof wordt benoemd. Afhankelijk van de regio en functie van het land zijn er verschillende percentages aan organische stof in de grond te vinden, echter wordt aangegeven dat er risico is dat door klimaatverandering de hoeveelheid koolstof gaat afnemen. Er wordt gesteld dat de Nederlandse bodems in balans lijken te zijn qua af- en aanvoer, maar dat er wel meer inzicht nodig in de verschillende fracties van organische stof om te zorgen dat de bodemfuncties gewaarborgd blijven.
In het uitvoeringsprogramma Kringlooplandbouw wordt overigens gewerkt aan een set kritische prestatie-indicatoren (KPI’s). In de voorstudie zijn als bodemeigenschappen genoemd: organische stofbeheer, bodemverdichting, gewasdiversiteit, gewasbescherming, nutriëntenhuishouding en waterhuishouding.
Het hele adviesrapport is hier terug te vinden.