Vorig jaar heeft Wageningen Economic Research (Wageningen ER) twee rapporten rondom mest en mestverwerking gepubliceerd. Beiden zijn in opdracht van het ministerie van LNV uitgevoerd. Een korte blik op de twee rapporten:
Vervanging kunstmest door dierlijke mest- Verkenning van opties voor de inzet van financiële instrumenten
In het kader van de Green Deal en kringlooplandbouw wordt er gekeken naar het hergebruik van nutriënten. Voor het bemesten in de landbouw betekent dit dat het ministerie van LNV het gebruik van dierlijke mest(producten) wil stimuleren, en het gebruik van fossiele kunstmest wil ontmoedigen. Heffingen op kunstmest, en subsidies op dierlijke mest zouden hieraan kunnen bijdragen. In de Nederlandse landbouw is het gebruik van fosfaat uit kunstmest 10% van het totale gebruik van fosfaatmeststoffen, en daarmee is het gebruik van P uit dierlijke mest al vrijwel maximaal. De gebruikte P uit kunstmest betreft veelal specifieke toepassingen. Het gebruik van stikstofkunstmest is vormt de helft van de gebruikte stikstof, echter wordt er relatief nog veel stikstofkunstmest in de veehouderij gebruikt. Hier zitten nog kansen om deze te vervangen door stikstof uit dierlijke mest.
In Nederland is er sprake van een fosfaatoverschot, en om dit te reduceren wordt dierlijke mest(producten) geëxporteerd. Het fosfaatoverschot wordt hierdoor minder, maar in deze mest zit ook stikstof en organische stof, en dat wil het ministerie juist zoveel mogelijk in eigen land houden als bijdrage aan de kringlooplandbouw.
In het rapport van Wageningen UR wordt gekeken naar de mogelijkheden om aan de ene kant het fosfaatoverschot te verminderen, en tegelijkertijd de stikstof die in de geëxporteerde mest zit effectiever te scheiden om deze nationaal te kunnen hergebruiken. Het scheiden van de mest is echter niet altijd mogelijk of is financieel lastig haalbaar. In het onderzoek komt naar voren dat varkensmest de meeste ruimte geeft voor het scheiden van stikstof. Bovendien zouden hoogwaardige mestverwerkingstechnologieën (in ontwikkeling) kunnen bijdragen aan een lagere stikstof-fosfaat verhouding in producten waarna producten met een lage verhouding vervolgens naar het buitenland geëxporteerd kunnen worden om zo relatief meer stikstof in Nederland te houden.
Het vervangen van kunstmest door dierlijke mest kan in Nederland bijdragen aan het verder sluiten van kringlopen. Bijna de helft van de stikstof die jaarlijks op de Nederlandse bodems wordt aangebracht (van het totaal van 530 miljoen kg N) is afkomstig van kunstmest, en er is dus nog veel winst te behalen in het recyclen van stikstof. Een mogelijkheid zou zijn om stikstof te herwinnen die nu in gasvorm verdwijnt (115 miljoen kg N) en daarmee ook de emissie naar de atmosfeer te verlagen.
Het vervangen door dierlijke mest gaat wel gepaard met de hoge kosten voor het scheiden. In het rapport van Wageningen ER wordt aangegeven dat het vervangen van 16% van de minerale stikstof door dierlijke mest al 360 miljoen euro zou gaan kosten. Dat is 4300 euro per ton dierlijke mest. Maximaal kan er 26% (circa 63 miljoen kg) van het huidige stikstofkunstmest gebruik vervangen worden door dierlijke mest.
Wageningen ER heeft verschillende financiële prikkels onderzocht op haalbaarheid en heeft hierbij gekeken naar de gevolgen voor de sector. Wageningen ER concludeert dat heffingen op kunstmest moeilijk te implementeren zijn. Er is bovendien een kans dat agrarische ondernemers hierdoor meer kosten maken, terwijl transporteurs, verwerkers en handelaren profiteren. Subsidies, daarentegen, lijken effectief. Wanneer een subsidie op dierlijke stikstof wordt geïmplementeerd blijven de bemestingskosten gelijk, of worden ze lager, en de landbouwopbrengst zal dus niet minder worden.
Economische optimalisatie van de afzetketen voor varkens- en melkveemest
Hieronder volgt de samenvatting van het rapport:
Nederlandse melkkoeien en varkens produceren in 2020 naar schatting ongeveer 118 mln. kg fosfaat en 342 mln. kg stikstof (na emissie) in hun mest, terwijl er in Nederland maar ruimte voor deze mestsoorten is van 113 mln. kg fosfaat en 342 mln. kg stikstof (met derogatie). Berekeningen met het
MERIT-model tonen aan dat de economisch optimale oplossing een gezamenlijke inspanning vergt. Hierbij verlaagt de melkveehouderij de mineralengehaltes in het voer en scheidt een deel van de mest, terwijl de vleesvarkenshouderij de voergehaltes juist niet verlaagt en een deel van de mest verwerkt tot mestproducten. De fokvarkenshouderij moet afhankelijk van het scenario de voergehaltes verlagen en/of drijfmest verwerken. Van de scenario’s leidt ‘Afschaffing van derogatie’ tot een grotere toename van de totale ketenkosten dan ‘Aanwending van fosfaat uit zuiveringsslib in de landbouw’.
Dit rapport geeft het belang van samenwerking tussen de houderij-sectoren aan. Het rapport geeft ook enkele aanbevelingen aan stakeholders. Zo wordt aangeraden om verdergaande mestverwerkingstechnieken te ontwikkelen, om landurige zekerheid te geven over beleid, om investeringen ook plaats te kunnen laten vinden, en onderzoek over waar de kosten en baten zitten in de algehele keten. Interessant is dat het aspect ‘fosfaat uit zuiveringsslib’ wordt meegenomen als een van de scenario’s maar uit financieel oogpunt levert dat geen grote kostenstijging op voor het mestverwerkingssysteem.